Overigens MCLXXXXXXXXXIII
De merels, als alles nog donker is, altijd nog de merels...
Ik hoor ze bij het ochtendkrieken. Nog geen glimp van licht in de lucht. Ik kan er de klok op gelijk zetten, bij benadering dan. Rond vieren, de maan is er nog bij, van de zon nog geen spoor en in dit natte voorjaar druil van regen op de ruiten van het raam. Ik ga te bed, want de merels zijn er. Nacht is aflossing van de wacht.
Je ziet ze niet, maar hoort ze des te duidelijker, manifestatiedrift en blekkerij. Ik kan er goed op slapen. Om het met Kopland te zeggen: 'Er is iets in de zang van een merel / het is voorjaar, je wordt wakker / Je ligt te denken in de nacht / het raam staat open - er is iets / waarvan die vogel zingt / in de zang van een merel / en je denkt aan wat je moet opgeven / er is iets dat leeg is en volstroomt / met het zingen van die merel.'