Overigens MCLXXXXXI
'Hoppatada, laat maar komen, die koning Winter.' Dat zei een buurman altijd tegen ons, jongens die sneeuwballen gooiden. Hij wilde trouwens nóg liever dat het ging vriezen, want schaatsen was zijn passie. Voor lange tochten op bevoren water ging ging hij naar de Weißensee. Ik was niet zo'n schaatser, mijn broer wel. Ik was een rolschaatser En in de straat bovendien werelkampioen stoeprand.
Voor schaatsen op ijzers moest je mijn broer hebben. Volgens mij is die nog een keer meegeweest naar de Weißensee, maar dat weet ik niet zeker. Wel dat hij twee keer aan de Elfstedentocht deelnam. En ook nog uitgereden. Werd deswege onderscheiden met een lint, een certificaat en een kruisje.
Vóór hij naar Friesland reed, de avond vóór de dag van de tocht, smeerde hij brood, belegd met kaas en worst, genoeg voor een garnizoen, en werkte hij een paar borden pap naar binnen. Ik denk dat het Brinta is geweest, want dat werkte Reinier Paping ook naar binnen voor hij zo'n tweehonderd kilometer naar elf Friese steden schaatste. Net als mjn broer, maar daar hoor je niemand over.