Overigens MCDLXXXXI
Kerk zonder tijd. Dat biedt de toren van het godshuis aan die mijn uitzicht bepaalt. Het is gek dat het me meteen opviel. Ik heb niet het idee dat ik dagelijks naar die toren tuur, maar wellicht doe ik dat toch. De toren dateert van het einde der vijftiende eeuw, wat een hele tijd lijkt, maar in het licht van de eeuwigheid slechts een boomblad in de wind.
Soms kijk ik des des avonds bewust naar de toren, die van zonsondergang tot het middernachtelijk uur wordt aangelicht, maar mooier nog is als een volle maan het na twaalven overneemt van het elektriek. Als een verdwaalde vogel schreeuwt die de ochtend afwacht, maar nooit de arend, koning in het rijk der gevederden, want licht verdraagt geen donker.
Eigenlijk hoort er geen uurwerk aan een kerktoren. Alles wat is, ademt tijdloosheid.