Overigens MCDLXXXVII
Waar blijft de tijd? Het is een even scherpzinnige als onnozele vraag. Mijn moeder vroeg het me toen mijn vader een precies zes maanden dood was. Het was een herfsttavond in het eerste jaar van deze eeuw, toen de bladeren net als nu na een lome nazomer van de bomen vielen en leegheid zich ophoopte in een huis vol herinneringen.
Herman van Veen vroeg zich in een lied ook af waar de tijd blijft en er is een mooie tekst over de tijdloze ordening, maar de tijd blijft niet ergens, want bestaat niet, evenmin als zomer- en wintertijd. Tijd is bedacht om mens en dier te beteugelen, om orde te scheppen in wat altijd chaos zal blijven. En dat de tijd alle wonden heelt is onzin.
De enige remedie is de wetenschap dat niets voor de eeuwigheid is. Dat heb ik mijn moeder verteld. Zij geloofde in een hereniging, ik geloof daar niet in, maar dat maakt niet uit, want alles is onzeker, tot het einde der tijden. De tijd is ook bedacht. Ik heb het mijn moeder en vader vanmiddag verteld bij hun graf. Scheepje onder Jezus' hoede.
Tegen beter weten in, zoals de tijd het verordonneert. Waar de tijd blijft, weet ik niet, alleen dat wat niet is ook niet kan verdwijnen. Onderweg naar verder en meer bedacht ik dat we bestaan zolang er aan ons wordt gedacht. Thuis draaide ik denkend aan de nonsens van zomer- en wintertijd 'It always will be' van Willie (hij leeft nog) Nelson.