Overigens MCDLXXV
Bij een kruispunt van vier rijwielpaden in een bos lees ik op de 'ANWB-paddenstoel' (217/001) dat het naar de Borkeld 3,1 kilometer fietsen is, naar Holten 4, naar Rijssen 5,6, naar Hellendoorn 9,9 en naar Laren 27. Ik opteer voor Hellendoorn, maar besluit eerst van de uitnodigende houten bank gebruik te maken.
Er passeert een man op een mountainbike, die inhoudt als hij mij ziet. Jij bent toch, zegt hij en noemt mijn naam. Ik besef dat ontkennen geen zin heeft. Hij laat weten dat hij ooit woonde in het dorp waar ik woon, maar terug zal keren. Dat hebbben er meer gezegd. Misschien kan hij óók hij lammen en blinden genezen.
Even later ben weer wat ik wil zijn, allleen met de bomen. Ik kan uren naar een boom kijken, er zijn er die ik al sedert mijn jeugjaren bezoek, omdat ik nooit op uitgekeken raak. De favoriete staat in de Lage Egge. Vroeger klom ik er in, lifst 's nachts wat ik tot het ongelukje in de hersenpan heb volgehouden. Nu bezoek ik ze.