Overigens MXXXIV
Vandaag moest ik in Rijssen zijn, op de noordflank van de Koerbelt. Aan de voet van de klim, zoals wielrenners zeggen, zocht ik de Esweg. Dat komt omdat vele jaren her een broer van mijn vader daar woonde, met vrouw en kinderen. Mijn oom hield er een hond op na en die hond blafte de godganse dag. Het was een Duitse Herder. En als er iemand in de buurt van het hok kwam sprong de hond tegen het gestangde gaas op. Ik vermoedde een groot chagrijn in die hond.
Mijn oom en tante verhuisden naar de nieuwbouw op de Koerbelt. Een huis in een ordentelijk rijtje aan de Kattenhaarsweg. Vlakbij een kerk die Sion was gedoopt. Dat was letterlijk op naar Sion's top. De hond hadden ze niet meer, althans, ik herinner me geen lawaaiherder. Dat kon niet in een woonbuurt, zo'n ontevreden nepwolf in een hok. Maar mijn om had er wel iets op bedacht, want had nu een enorrme volière in de tuin, waarin van alle vloog, met een bult rumoer.