Overigens CMLXXXIV
Als het zo te pas komt, ga ik een eindje wandelen in mijn verleden. Ik hoef er de deur niet voor uit. Het verleden is een boom waar ik in klom, is een pierenbad waar ik aan zwemwater leerde wennen, is een fiets met een meisje tegen een boom, is een auto op een vluchtheuvel geparkeerd, is stoer verpakte angst, is mijn dode oma in een keizerinnenjurk, is een kip zonder kop die nog even idioot rondrent, is een afspraak die niet doorging, is een fietstocht om het IJsselmeer, is de hemel boven de Sinaï, is de jongenskamer, is de verlegenheid na een mislukte meisjeskus.
Zo wandel ik door mijn leven. Het is gek, bedenk ik, dat het allemaal ooit verdwijnt, maar niet zolang ik nog een eindje kan wandelen in mijn verleden. In mijn grasduinend geluk.