DCCXCIV
De laatste dag op een terras. Ik zat daar met een maat van me, de pot was van ijzer en we spraken over de laatste dingen. Ik vroeg me af wanneer we weer een mooie sigaar konden opsteken in de tent die de uitbater hiertoe had laten optrekken, omdat in het restaurant van overheidswege niet meer mag worden gesmookt. Dan gaan ondernemers van de soort van de Pot en de Poort nette rookruimtes bouwen. Om een paar jaar later van de overheid te horen te krijgen dat dit ook niet mag. Dat is dan 'onze' overheid. Ze sturen incognito-types op om sneaky te controleren of iemand het waagt in van overheidswege gestimuleerde rookruimtres te roken. Belachelijk, onbetrouwbaar en abject, afgekort boa, die echter weinig blaam treft, want bonnen uitdeelt in opdracht dergenen die dat met de lakens doen.
De laatste dag op een terras. We waren het eens over de onbetrouwbare overheid, maar ook over de onbetrouwbare virusontkenners. We zijn en gek land vol gekken. Sommige zijn aandoenlijk, andere staatsgevaarlijk. Voor een deel krijgt een land een volk dat het verdient. Een onbetrouwbare overheid krijgt een dito volk. Tegensprekers, ontkenners, napraters, complotdenkers Ik moest op dat terras denken aan een schilderij dat ik jaren geleden ik in Antwerpen zag: 'De laatste dag' van Pierre Alechinsky. Ik zie nog al dat lillende en lallende vlees, al die mensen die amper nog als zodanig zijn te herkennen. Als ik mijn ogen toeknijp zie ik een horde virusontkenners in een land vol zwetsend vlees, druipend vet. Het lijkt me met de wetenschap van nu een bult virusontkenners op een doek vol virussen.