DCCXCII
Mij bereikte per mail het bericht dat Bennie Sieverink de eerste prijs heeft gewonnen van een wedstrijd voor dialectpoëzie. Hij was vele jaren een trouwhartig medewerker van de Roskam en schreef eens in de vier weken een ‘column in het plat’. De mooiste waren die waarin hij schreef over Chantal. Dat was zijn muze, zijn geheime liefde, benevens lokkende sirene.
In de Roskam schreef hij onder eigen naam, niet als Bennie van de Voortboer (naar de familie) of Mark Hassel (naar de buurtschap), soms een interview, soms een analyse, soms een nieuwsbericht, allemaal tot zijn dienst, maar het liefst las ik Bennie's columns, inzonderheid die over en wie weet voor Chantal. In de zomer van 2014 sprak ik bij Stravinsky te Hengelo met Bennie af dat we de Chantal-erupties zouden bundelen, wat er niet van is gekomen doordat ik omviel. Een bunndel kan nog steeds. Bennie zou het niet in zijn hoofd halen zich dichter te noemen, hooguit freelance-journalist, maar bij voorkeur boekhouder. Daar hoort een bundel bij.
Sieverink won met het gedicht ‘Het oog’. ‘Het thema zelf met gin woord eneumd, tegelieke is alles in dit gedicht opebouwd umme de bron hen’, lofdichtte Ina Brethouwer (winnaar vorig jaar) namens de streerktaaljury, waarin ook Gerrit Klaassen zat, een uit Albergen stammende dialectschrijver die ook columns in het plat voor de Roskam schreef en met wie ik nog een keer naar Harry van de Piepn zou gaan. Ik zal hem voorstellen dat we Bennie dan ook noden.