De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens DXCI

Zojuist las ik dat de verschijning van het corona-virus nu officieel een pandemie is. Dat heeft de Wereldgezondheidsorganisatie laten weten. We zoeken ons heil in mondkapjes, spuugzakjes en gebiedsverboden. Het is een zegen voor de praatprogrammapenoze, dat dan weer wel -  de godganse dag. Het kletsmajorencircusvirus, waar nog geen medicijn voor is. 

We zijn vergeten dat de natuur het altijd van de cultuur zal winnen, tot een nieuwe cultuur het medicijn in zich heeft, altijd een product van de wetenschap, maar nooit tot in de eeuwigheid. Je kunt niet verwachten dat we eeuwig zullen ademen. Dat zou pas erg zijn voor het bestaan. De angst voor de dood is een voorwaarde om te leven.  Mij schieten regels van P.N. van Eijk te binnen:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik, / Mijn woning in: 'Heer, Heer, één ogenblik! / Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, / Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood. / Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, / Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand. / Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan, / Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!' -

Met de dood kun je alleen leven als je van het einde weet. Ik behoor tot de risicogroep van het corona-virus, want mijn halfzijdige verlamming betekent dat ik niet weet en dus ook niet voel als er iets aan de hand is. Een longtsteking kan mijn lot bezegelen. Zo heeft iedereen wel wat, want we moeten allemaal een keer vertrekken. Je kunt het niet ontvluchten. Van Eijk:

Van middag - lang reeds was hij heengespoed / Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet./ 'Waarom,' zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt, / Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd? / Glimlachend antwoordt hij: 'Geen dreiging was 't, /Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast, / Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan, / Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan.'

 

 

Deel dit nieuws!