Overigens CDLXII
'Het (huis) was overduideijk een geheel, het leek zich er actief tegen te verzetten, zoals het zich actief leek te verzetten tegen mijn blik, tegen mijn idee over wat het geheel was, terwijl het tegelijkertijd deed alsof het zich prijsgaf.' Deze zin trof me toen ik de woorden las in een boekrecensie. Het was een bespreking door Femke Essink van 'Kamers'antikamers' van Nina Weijers (Groene Amsterdammer). Het boek heb ik (nog) niet gelezen. ik herkende niettemin het huis dat zich verwijdert van de bewoner, wat natuurlijk meer aan de bewoner dan aan de woning ligt.
Dat huis lijkt zich steeds meer te verzetten tegen de eigenaar die de kamers op de verdieping niet meer betreedt vanwege een te stijle trap, laat staan de zolder onder de kap, alleen toegankelijk met de beklimming van de wiebelige vlizotrap. Het huis houdt de boeken voor zichzelf, de knipselmappen en prullaria benevens de dozen met wat ooit nog van pas kan komen. Ik weet waar de biografieën staan van Conrad Busken Huet, Johan Rudolph Thorbecke en Baruch Spinoza. Om nog maar te zwijgen van de biografie van de mij dierbare partiot Gerrit Paape.
Het huis verzet zich, maar ik ook, tot het zich prijsgeeft... Daar zal ik dan bij gelegenheid een boek over schrijven, om zoals Essink over 'Kamers antikamers' schrijft ruimtes open te trekken, om er in te verdwijnen en er tegelijkertijd te zijn. Teneinde je er thuis te voelen.