Overigens CCCLIV

Bezijden de weg naar Tubbergen, komende uit Weerselo, zag ik vandaag iets glinsteren. Ik was er al voorbij toen ik toch even terugreed, afstapte en het glimding uit het bermgras met nazomerbloemen plukte. Ik telde aan en fragiel kettinkje tien figuurtjes die ik niet thuis kon brengen. Het leken religieuze afbeeldingen van een parelmoeren kloosterorde.

In gepeins verzonken wist ik het klooster de Franciscanessen oostwaarts van mij en dat der Carmelitessen westwaarts. Even dacht ik dat het ook van Annunciaten kon zijn, want fijnbesnaard en hyperingetogen. Een orde vol hemelse spiritualiteit die op de verschijning van de maagdelijke moeder Gods (Maria Boodschap) stoelt. Ik zag in mijn hand twaalf geketende Mariaverschijningen.