Overigens CCCLIII
Om een goede toespraak te houdenlijk je vrienden te moeten worden met de microfoon. Zoals ooit Jonathan en David gezworen kameraden waren aan het hof van koning Saul. De ene het brulijzer van de andere. In de wetenschap dat toeter en spreker elkaar nodig hebben. Ze moeten het wel doen.
Afgelopen week vroeg een wethouder in Enschede zich af of de microfoon het zou doen. Het is het meest gehoorde intro. Dat de spreker de zaal vraagt of’ie het doet. Het raakt aan de essentie: ‘Doet’ie het of doet’ie het niet?’ Ik blijf het vreemd vinden. Ool in dialect. Ooit schoof wethouder Bloemendaal voor Allemaal in café De Adelaar de microfoon vóór hij zijn toespraak begon ostentatief terzijde. ‘Wat mu’k met spul dat mie in de weg steet?’