Overigens CCXII

De  nacht is een deken. De nacht zweert bij het donker. De nacht ontploft en baart de dag.  De nacht dekt de dag toe, De nacht ruimt het vuil op. De nacht wacht op een schilderij. De nacht ademt in en de nacht braakt uit. De nacht komt met troost. De nacht ordent de gedachten. De nacht geeft rust. De nacht verwijdt de blik en en vernauwt het blok. De nacht is van de voze gedachten. De nacht is van de egmorste sappen.De nacht bezoedelt het genoegen. De nacht is gekluk en genot. De nacht reinigt stad en land. De nacht biedt hoop op zegen. De nacht is afzien en inzien. De nacht doet je de dag vergeten.

Ik ben een kind van de nacht.