Fotoconfrontatie
De tijd is dikwijls onbarmhartig: zo ben je in de bloei van je leven, vervolgens ben je maar een paar passen verwijderd van je graf. Toegegeven, het is geen monter begin voor een luchtig stukje. Voorgaande overpeinzingen grepen de eega en mijzelf bij de keel, toen van overheidswege het bericht kwam dat onze paspoorten aan verlening toe waren. Reeds dit gegeven gaf ons te denken, dat de vorige verlenging niet lang geleden was. Blijkbaar wel dus. Een volgende vraag drong zich op: was het nodig om nieuwe foto’s te laten maken?
De wederhelft begon hierover. Zij toonde haar paspoort en vroeg: “Nou? Is het wel nodig om een nieuwe pasfoto te laten maken?” Reeds vele jaren van samenzijn bracht mij tot het onmiddellijke besef, dat ik mij thans in een uiterst benarde positie bevond. Als ik de vraag direct bevestigend zou beantwoorden, dan zou zulks impliceren dat zij er inmiddels evident ouder uitziet. Zeg ik op verontwaardigde toon: “Welneeeee! Je bent geen spat veranderd!” – dan zou de burgerlijke stand-persoon haar wel eens op een schokkende wijze uit de droom kunnen helpen. Daarom repliceerde ik zuinigjes met: “Mmm: ik denk van niet, maar wat vind jij zelf?” “”Ik vind het onzin” zei mijn vrouw afgemeten.
Nu is het lastig om op een pasfoto te zien of jij die persoon nog steeds bent. Sinds het al decennia lang geleden is dat je niet meer mag lachen op een pasfoto (zólang geleden alweer?), sta ik er met dunne lippen op en kijk ik of ik zojuist een keutel heb ingeslikt. “Het is net ‘Opsporing verzocht’” vindt de eega. Nu lijkt eerlijk gezegd haar foto op een vrouw, die denkelijk in staat is om haar gehele schoonfamilie te vergiftigen. Ogen, van zichzelf mooi maar indringend, donkere wenkbrauwen en volle maar toegeknepen lippen: zou men mijn vrouw niet kennen, dan zou het Bonny kunnen zijn, de partner van Clyde.
We gaan toch maar naar de fotograaf. Eerst maar oefenen voor de spiegel.
TEKST: Erik Endlich