VRIJ 64
Op de hoek van de Smeijerskampstraat en de Stamanstraat vond ik een briefje. Zo'n verkreukeld papiertje, uit een jaszak gevallen. Ik vond het bij toeval. Zocht iets in mijn kofferbak, stond derhalve naast de fiets en zag dat papiertje, letterlijk in de goot. Voor het oppakken, dus dat deed ik. En las.
In hanepotigschrift stond er 'Zal je missen, maar niet zo lang, de nacht valt voor het avond is'.
Ik heb die woorden al de afgelopen dag al duizend keer geproefd, op mijn tong gelegd, bedisseld en bewonderd, gewikt, gewogen en overdacht, maar de ene gedachte over de betekenis van de woorden, op een beduimeld en dauwnattig geworden kattebelletje, maakte de andere gedachte los. De aankondiging van een moord of een eerder nog een zelfmoord? Een in wanhoop geschreven afscheid. En op een onbepaalde manier ook een van liefde doortrokken dichtregel. Er heeft zich een geest-van-leest op het kruispunt van de Stamanstraat en de Smeijerskampstraat begeven. Misschien voor mij bestemd. Het lijkt me goed er een nachtje over te slapen.
Ik mis de onbekende schrijver/dichter nu al, en weet niet wanneer de nacht weer avond wordt.