De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens DCCCXXXIV

Welk een vrolijkheid. Wat een toekomstbelofte. Ze zijn er weer, want ze gaan weer. Ik probeer ze elk jaar te spotten en deze zaterdag was me dat geluk beschoren. De tijd van de trek. Vroeger trappeerde ik ze nog wel eens op de Hortmeerweg, die zich een weg joeg door het hijgende veen. Ze vliegen dat ze dansen, zoals de meeuw van dokter Tsjechov, zonder het loodje te leggen.

Het herfsttij is mijn favoriet jaargetijde. En ik meen uit ervaring te kunnen spreken als ik zeg dat het een verlangen naar wat geweest is én een uitzien naar wat komt symboliseert, maar ja, ik ben dan ook een kind van de venen en de moerassen. Mijn thuisland is de extremadura en de nopinopisteppe. Ik wil de koude einder voorvoelen en de warme verten vermoeden.

Zo heeft elk einde een begin, wist Johanna van Buren in 1937 al:

Krönnenzommer, teumt nog effen, / Oewen glaans is oons zoo leef. / 't Leste bettien, det oons van de / Grote wealde oaverbleef. / Krönnenzommer, gauwkump 't scheiden, / Van den riekdom en dén fleur/ Noew goa-w nog zoo ingelukkig / Oewe lichte daege deur. / Nog siert volop 't greun de beume, / Al is 't eerste mooi vergoan. / Wegend' weer hef eankelt ene ’t / Kleurenkleed al an edoan. 

 

Deel dit nieuws!