Overigens DCCXXIV
een hemel zonder sterren vanwege een uitspansel dat de geest geeft
borrelende gassen in de sloten onder mijn voeten waarin de dood leeft
alles zwiept en zwaait en kraakt en wraakt
om mij heen hoor ik tandenknarsen en mijn tanden knarsen mee
ach dan, de put die neveldampen braakt
het gif van de wereld klotst kotsend op de stranden van de zee
vandaag is zo'n dag waarin de waarheid slurpend van de leugen proeft
en zie daar hoe de kale kilte op de kookplaat tegen vlammen snoeft
niets heeft een oorzaak of gevolg en er bestaat geen gelijk
er wordt een spel gespeeld met het bestaan van immens wachten
op schoten die opspatten in het karig bestaan in het slijk
het amechtige ademen in de stinkende poelen van het smachten
morgen is er misschien weer een dag met een stuip in het geweten
of niet want met de demonen behelpen in vorsen en vreten