De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens DXCXVIII

Sinds enige tijd woon ik driekwart van de dag in de ruimte waar een bed, een ladekast en een transitieradio staan. Dat is goed te doen. Meer ruimte heeft een mensenkind niet nodig. Ja, een fiets, maar wat heb je dezer dagen van wereldwijde psychose aan een fiets anders dan een woord dat er op rijmt? Bovendien maken de uren en dagen in de kamer zoete herinneringen los. Aan toen, aan ooit.

In de jongensjaren, de jaren van de grote verwachtingen, tussen pakweg mijn negende en zestiende, was ik zelden beneden. Daar zat de familie, daar stond een televisie, daar kwam bezoek, daar ontvingen mijn ouders visite, daar hield mijn moeder tupperware-avonden, daar kwam de buurman om met mijn vader te overleggen over het knippen van de heg, en zo voort en zo verder.

Ik had niks met de buren (behalve heimelijk met dat meisje van de overkant), en de tupperwarevrouwen – ik moest schrijven, boeken en bladen lezen, hitlijsten bijhouden en boven alles radio luisteren. Ik herinner me zaterdagavonden met Nico Scheepmaker en Hella Haasse en programma’s als Welingelichte Kringen, Ronflonflon, Het Gebouw. Luxemburg en Noordzee. Ik luisterde er liggend naar in mijn jongensslaapkamer, die eigenlijk een tempel van hooggestemde idealen en broedwarme gedachten was.  En die ik doorgaans alleen in de vroege ochtend en de namiddag verliet voor mijn krantenwijken, 's ochtends twee en 's middags twee, waarvan de verdiensten opgingen aan cassettebandjes en van die molenslagbanden voor de bandrecorder en nóg een radio, en nog één.

Deel dit nieuws!