Overigens CDXXXI
Het was een donderdag en het regende toen zij die me redde en ik in een ambulance verrokken, dit keer niet met zwaailichten en sirenes van de Roskam naar het Twenteborg, maar in betrekkelijke stilte van het Twenteborg naar het Roessingh. Ik herinnner me nog dat het een dubbel gevoel was, want ik wist dat het goed was en zag er ook wel naar uit, maar ergens knaagde toch de onzekerheid over iets onbekends. Zou in dit beloofde land een volk wonen waarbij ik me thuis zou voelen en zou ik ooit weer thuis komen
Ik probeerde de regendruppels op de ramen van de ambulance te tellen en toen dat niet lukte er één te volgen met mijn ogen. Ik vroeg me af, weet ik nog, of het leven met een druppel is begonnen of met de interactie tussen meer druppels - de conceptie van het leven aller schepselen.
Hoe dan ook, ik kwam uit de bijna-dood en ging het leven tegemoet.