De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens CCCLXXII

Met vissen ben ik gestopt toen ik merkte dat ik er minstens zoveel genoegen in schepte zonder hengel dan met hengel aan het water te zitten. Eigenlijk is het een nogal domme bezigheid uren naar een dobber te koekeloeren om als  je geluk hebt een sullig voorntje op de wal te slepen, of op een steiger, zoals er nu nog zijn op de boorden van de Twentekanalen. Het domste is natuurlijk dat in de dichtstbijzijnde negorij een viswinkel is waar ze niet alleen al gevangen zijn, maar ook reeds tot verorbering bereid.

Als een jongen een man wordt, gaat hij jagen, vangen en veroveren. Het ging de snotneus in mij die man werd om het avontuur toen ik als jongen van een jaar of tien met mijn vader, mijn oom  en een buurman des ochtends vroeg, uurtje of vier, mee mocht naar het Ganzendiep. Dat ik óók een man was, met een hengel, een snoer met een dobber en een haakje plus een doos vol maden. Tot de dag dat ik besefte dat vissen zonder hengel makkelijker en mooier  is, dat het me om de stilte ging tussen rietkraag en visplomp.

Vanmiddag dronk ik op een terras wat met Eindelijk, die nog steeds vist. Het liefst verder weg dan het Ganzendiep, het allerliefst in een afgelegen bos met een 'huisje' met een 'stroompje', een soort bij de Ikea gekochte ongerepte wildernis waar hij dageliijks voor dag en dauw de strijd aanbindt met getrainde karpers en gefokte snoeken. Zoals de Rijssende citadelondernemer Flimschot geregeld naar Afrika gaat om daar op safari beren en olifanten te schieten die de lokale bevollking er de avond tevoren netjes neerzet. 

Deel dit nieuws!