De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens CLXXV

We woonden, toen ik nog jong, onbezoedeld en voetballer was, in een straat die naar burgemeester Jalink is genoemd. Daar fungeerden twee machtige eiken, waarvan er één is vervangen door een kindereik, als doelpalen. Daar voetbalden we. Henk  deed ook wel eens mee. Hij kon geweldig schieten, loeihard, en dribbelen, op gevoel.  Hij schoot uit alle standen. 'Ie kunt nie wet'n', was zijn standaard-verklaring. Hij deed alsof elk doelpunt hem overkwam. Hij schoot gewoon. 'Ie kunt nie wet'n.' Meneer Corden kwam wel eens kijken op het veldje met de eiken. Hij woonde ernaast. Zag dan Henk pingelen en poeieren. We hoorden later dat meneer Corden bij de vader van Henk was geweest om hem bij de dorpsclub te krijgen. Die poging mislukte.

Henk juichte nooit, dat mocht niet van zijn ouders. Waarom niet? Henk zei dat juichen niet goed was. Waarom niet? 'Ie kunt nie wet'n', zei Henk. Hij ging naar een andere school dan wij, een school in de stad, want zijn ouders geloofden in een andere God dan de onze. Henk begreep dat net zo min als wij. Voetballen was onze gedeelde passie. Hij was de beste, al kreeg hij geen training van Ab Eikenaar of Jo Marsman, zoals wij, hij kreeg helemaal geen voetbaltraining, want de God van zijn ouders had voetbal verboden. Tegen een bal trappen was zonde. Hij deed stiekem mee. Zijn vader mocht het niet weten. Op een dag kwam hij vertellen dat hij met zijn ouders en zus ging verhuizen. Hij dacht niet dat hij nog heimelijk zou voetballen, maar ja, 'ie kunt niet wet'n.'

Deel dit nieuws!