De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens CLXVII

Het was mooi weer, de zon scheen, het maakte de overmoed in mij wakker. Ik ging vanuit de zaal met aangedanen naar het buitenplaatsje, waar de revalidatie-agogen bankjes en boompjes hadden laten neerzetten. Leuk voor de mensen. Goed ook voor lichaam en geest. Het was zó goed voor lichaam en geest dat ik met mijn vriend Driepoot ook dat buitenplaatsje verliet en de straat overstak. Dat lukte zonder vallen, wat de overmoed nog eens extra aanvuurde. Er strekte zich in de voorjaarszon een park met enorme bomen voor me uit. Ach, dacht ik, nu ik hier toch ben, ook maar eens oude eiken en hopenlijk beuken inspecteren.

Het werd een wonderlijke wandeling. Ik ontdekte van alles, genoot met volle teugen van wat het G.J. van Heekpark bleek te zijn. Ik werd wel moe, maar niet echt moe, een beetje maar. En ik zag in de verte de Mariakerk aan de Deurningerstraat, waarachter ik Roombeek wist. Dat was te ver, wist en voelde ik. Bovendien zou ik om vier uur fitstrook-therapie hebben. Waar was nou potjandorie de uitgang? Hoe kwam ik uit dit gedoemde park.Ik kwam ook niemsand tegen. Uiteindelijk vond ik een paadje naar een hekje dat open kon. Het was de Minister De Savornin Lohmanstraat, maar hoe kwam ik bij Het Roessingh?

Het viel me steeds moeilijker op de been te blijven. Om de drie meter moest ik amechtig hijgend op mijn vriend Driepoot leunen. En warempel, wie weet hoe lang dat duurde, vermoedelijk anderhalf uur (na hooguit anderhalve kilometer) kreeg ik door het geluk der dommen Het Roessingh in  het vizier. Voor mijn thearapie was ik een half uur te laat en ook los daarvan werd ik weggestuurd, want het was onverantwoord geweest en bovendien gevaarlijk. Met mijn vriend Driepoot strompelde ik naar de zaal der aangedanen, waar ik en kop koffie dronk en daarna naar mijn kamer, waar ik alsnog viel, want als een blok in slaap...

Deel dit nieuws!