Overigens LXXXIX
Er is een nationaal debat gaande over de tijd. De komende nacht verzet men namelijk de tijd. Geen idee wie 'men' is, maar het heeft iets met de overheid te maken, dus is er aanleiding voor argwaan en twijfel, zeker nu de afgelopen tijd opnieuw bleek dat de overheid is als was (alleen al de schoonheid van die drie woorden rechtvaardigen deze tekst, overigens) in de handen van multinationals en zorgverzekeraars. De tijd is de tijd en is verder niets, niets dan een afspraak. Dat wij die verzetten, daar wordt niemand anders van - het is een onzichtbaar pluisje in de wind, verwaaid en verward.
Als ik de behoefte gevoel ga ik slapen en als ik wakker word sta ik op. Of ik slaap nog even door. Zodra in de komende nacht de klok van vier drie keer slaat, daar lig ik niet wakker van. En ook de bomen en de beesten niet. Ik zag vanmiddag roodbonte en zwartbonte koeien in een weilandje aan de Knibbeldijk. Het was een schilderij, met hoogblauwe luchten, grijsblauwe wolkenpartijen en een scherpsnijdende zon. Een roodbonte vrouw rook enige keren aan de aars van een zwartwitte.
Ik fietste daar met een aan mijn zorg toevertrouwd meisje van tien. Ze wilde van me weten wat er gebeurt als ik dood ga. Ik zei dat er niks gebeurt als je 'uit de tijd komt'. Waarop ze op geruststellende toon vroeg of ik Stephen Hawking ken. Ze sprak de naam uit alsof ze dagelijks met hem verkeert, wat in zekere zin klopt, want ze hadden op school over hem gesproken aan de hand van computeranimaties. 'Hij heeft gezegd dat je als je dood gaat je alleen naar een andere dimensie gaat, daar is hij nu.' Voor zulke gesprekken heb ik alle tijd van de wereld, ik ervaar ze als een verzetje.