Overigens LXXXII
Er komt te mijnent sinds kort geregeld een jonge kat op bezoek. Hij steekt eerst de neus uit de ligusterhaag en daarna z'n olijke koppie, neemt met een mengeling van om voorrang strijdende nieuwsgierigheid en schroomvalligheid stoep en tuin in zich op, tot en met kamperfoelie en stokrozen. Vermoedelijk is het schrandere beest van een van de buren, hoewel een kat nooit van iemand is. Dat is juist wat me voor de kat inneemt. Wil je aanhankelijkheid, vriendschap en misschien wel een relatie, kies dan voor een hond, of een parkiet, want dat hecht zich - vriendschap voor voer.
Als kind al was ik in dierentuinen niet bij de leeuwen en vooral de tijgers weg te slaan. Aan de andere dierverblijven schiijn ik snel voorbij te zijn gelopen. Helaas heb ik twee problemen met katten. Het eerste is dat ik als jongen van een jaar of tien een kat kreeg van mijn ouders - Cheetje, met wie het slecht afliep. Ik mag graag vertellen dat'ie naar Che Guevara was genoemd, maar meer voor de hand ligt dat de naam is afgeleid van die van de leeuw uit de jeugdserie 'Daktari'. Cheetje ging net als ik z'n eigen gang; we kwamen alleen in de huiskamer om te eten. Tot op zekere dag Cheetje niet thuis kwam, en ik gans van slag hem met bonzend jongenshart ging zoeken, en Cheetje vond, dood in het prikkeldraad. Het tweede probleem is dat ik een allergie ontwikkelde voor katten in huizen, en trouwens ook voor vogels in kooien en paarden in maneges. Ik krijg er vlekken van over mijn hele lijf, mijn ogen gaan branden en tranen, maar het ergste, ik word binnen de kortste keren letterlijk stikbenauwd. Vaak zie je katten niet, maar als mijn borstkas gaat knellen en luchtwegen beginnen te piepen moet ik maken dat ik weg kom. Soms denk ik te laat te zijn en ter plekke van de benauwenis de geest te geven, zoals die keer bij Frits van der Pol op de Bekkenhaar, waar we na een vrolijke avond 'op café' nog wat zouden drinken. De jaren van wijntjes en trijntjes, maar ook van katten.
Van een jonge kat die aan komt lopen, buiten, word ik evenwel alleen maar enthousiast, want het blijven intrigerende dieren, voor mij de belichaming van oerinstinct, in combinatie met eigenwijsheid en onafhankelijkheid in denken en daden; een echte kat is overdrachtelijk gezien niet voor de poes. Ik ga na het schrijven van dit tekstje ook beter begrijpen waarom veel mensen allergisch zijn voor mij...