WIJ 50
Vanmorgen zag de merel en de vink weer samenspannen op de broodkruimeltafel in de tuin. Ik spreek merels noch beheers ik het vinks, maar werd naar mijn inschatting veel gewaar uit hun kruimelgedrag. Het tafereel gadeslaand aan, fantaseerde ik, ofschoon geen gedragskundige, hooguit een gefascineerd toeschouwer, over de samenwerking. Ik had ook het idee dat ze elkaar zowel in de smiezen hielden, als samenwerkten. Pik in 't is winter, we zijn er nu toch weer.
Ik zie ze vaker, Vinkie en Mereltie, ze wonen in beschutting van de haag op de erfafscheiding, want ze waren er al in de tijd van het aangewaaide en weer uitgevlogen meisje; ze komen kome ongeregeld nog eten. Vinkie en Mereltie keren elk jaar terug, althans, dat vermoed ik. Ze hebben zich aangepast aan elkanders tafelgewoonten; geanimeerd schijtvolk in een koude tuin ter overleving, wonend in de ligusterhaag. Niks bijzonders en wel een boeiend schouwspel.; winters kruimelwerk.