ANALYSE Herinneringen aan (Twentse) ontmoetingen met Henk Hofland
In de jaren zeventig toog ik, spijbelaar uit aandrift, somtijds op vrijdag naar Amsterdam, naar Arti et Amicitiae, hoek Rokin/Spui, van waaruit het radioprogramma Welingelichte Kringen van de VPRO werd uitgezonden. Onder voorzitterschap van Joop van Tijn discussieerden (nou ja, spraken door elkaar heen) Harry van Wijnen, Hugo Brandt Corstius en Henk Hofland. Er zaten geregeld ook andere types aan tafel, onder wie kunstenaars, wetenschappers en politici, die af en toe wat mochten zeggen, maar vooral om weggehoond of tenminste overstemd te worden.
Het waren jaren van polarisatie, waar - zeker achteraf, zoals meestal - veel op af te dingen valt, het overschatte kabinet Den Uyl, de even overschatte oppositieroeptoeter Hans Wiegel, de indoctrinatiejournalistiek van Elsevier (verworden tot een rijke-bejaarden-magazine) en Vrij Nederland (lees het ontluisterende boek 'De gouden jaren van het linkse levensgevoel' van John Jansen van Galen over dat toentertijd bewierookte bolwerk), de karaktermoord op professor/criminoloog Wouter Buikhuisen, de hetze tegen Willem Aantjes, je kunt er veel van zeggen, maar we moeten het in het huidige tijdsgewricht node missen. Want het kan nóg erger.
Journalistiek is nu een lamentabel onderdeel van de consumentenpaaizucht en goudendukaatgedreven amusementsindustrie, met veel pratende hoofden, zonder enig benul waar ze het over hebben, om nog maar te zwijgen over het gebrek aan gefundeerde meningen, verscherpte inzichten en uitwisseling van ideeën - alles geofferd op het geheiligde altaar van de tussen de tenminste nog als zodanig benoemde officiële reclameblokken ingeklemde sportzomer op de radio, de voetbalpsychose op de televisie en de papiermachépulp in de kranten - hoe zeer verlangt een mens in deze jaren van hersenverwekende matthijsvannnieuwkerking, verjinekking en verhumbertotanning naar de jaren van Ischa Meijer, Gerrit Komrij en Martin van Amerongen, journalistieke helden naar inhoud en vorm, naar woord en stijl, alle drie morsdood. En dan ook nog - na het verscheiden van Joop van Tijn en Hugo Brandt Corstius - nu het overlijden van Henk Hofland, op 88-jarige leeftijd.
De dood van Hofland is vandaag bekendgemaakt door NRC Handelsblad, de krant ontstaan uit de Nieuwe Rotterdamse Courant en het Algemeen Handelsblad, bij de laatste waarvan Hofland in 1953 als aanstormend redacteur Buitenland werd aangesteld. Hij stond onder invloed van zijn toenmalige chef, de republikein, schrijver en vrijdenker Anton Constandse. Later, beginjaren zeventig, werd Hofland adjunct-hoofdredacteur van de krant die mede onder zijn verantwoordelijkheid met de Nieuwe Rotterdamse Courant fuseerde. Hofland had het daar knap moeilijk mee, en dat weet ik omdat ik ook daarover vragen aan hem stelde toen ik hem interviewde in het leescafé De Meridiaan bij de bibliotheek in Almelo. Mijn belangstelling voor het samengaan van beide randstedelijke liberaal-getinte kranten had vast óók iets te schaften met de fusiedrift in Twente, waar eerst het Dagblad van het Oosten (waarvan ik teneinde geld te verdienen, onder meer om treinreizen naar benevens de verteringen in Amsterdam te bekostigen, des middags liefst twee bezorgwijken had naast mijn ochtendwijk ter bezorging van een landelijke krant) in 1975 werd ingelijfd door Tubantia/Van der Loeff, waarna twintig jaar later de verschraling van de Twentse pers de ondergrens bereikte met de inlijving van de Twentsche Courant, wat de directe aanleiding was voor de oprichting van de Roskam.
Van mijn ontmoetingen met Hofland (met de natte vinger denk ik dat het er zeven zijn geweest) herinner ik me een aantal dingen. Laat ik er dan ook maar zeven noemen. Zijn benaderbaarheid voor een ambitieus en ongetwijfeld wijsneuzig jongmens dat ook journalist en niets anders wilde worden, zijn bereidheid uit te leggen wat er mis is met politieke macht (in binnen- en buitenland) zonder journalistieke en andere maatschappelijke tegenmacht, zijn fascinatie voor leven en werk van de econoom en socioloog Max Weber, zijn bijna fysieke afkeer van platvloers consumentisme en commerciële reclame, zijn overpeinzingen (vrij naar Montag) ter zake de alledaagsheid van het bestaan als geheel, zijn absolute voorkeur voor de fiets en het openbaar vervoer boven de verplaatsing per automobiel en zijn gepassioneerdheid en zijn liefde voor met name de papieren media. Dat is zeven. En dan ben ik nog vergeten dat hij met al zijn kritiek op de moderne maatschappij en de ontspoorde diersoort mens een groot vooruitgangsgeloof praktiseerde met speciale aandacht voor de uitvindingen van knutselaars en machineriemakers.
Kortstondig hebben we gecorrespondeerd, het stopte zoals veel stopt, en ook begint, zonder aanwijsbare reden - een vorm van verwatering. Ik moet eens zien dat ik die brieven en kaarten opduikel, want door enig fysiek ongerief heb ik thuis boel nog niet helemaal op de regel.
Vergeten te vertellen, maar het kan nog en de puurheid schuilt weer eens in het detail: Hofland troonde immer een blankhouten koffertje dat met zich mee, waarin onder meer vulpennen en potloden, een notitieblok, een borrelglas en een kruikje jenever. Verpletterend van schoonheid, en wat heeft een mens meer van node?
Hofland kreeg in 1999 het predicaat Journalist van de Eeuw en hem werd in 2011 voor gans zijn oeuvre de P.C. Hooftprijs toegekend. Niks op af te dingen, ofschoon ik hem al dik veertig jaar vooral als observator en commentator beschouw, maar inderdaad, dat is ten diepste het wezen van het journalistiek ambacht.
Zelf noemde hij zich, herkenbaar voor mij, een stukjestikker, onder meer voor NRC Handelsblad dat hij als columnist touw bleef, maar ook voor het weekblad De Groene Amsterdammer, waarin hij de wereld als arbeidsakker beschouwde, met een voorliefde voor Amerika, en het in mijn beleving vrijwel altijd bij het juiste eind had. Hij sloeg de afgelopen tijd soms een weekje over, maar vorige week donderdag had ik een raar (voor)gevoel bij zijn absentie. Hij ging vanochtend dood aan oudheid, vermoed ik, uitgeleefd, uitgeschreven - vóór de ‘deadline’ van de Groene, dat wel - tot in de dood journalist, ik zie uit naar het komende nummer dat Xandra Schutte en de haren maken.