De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens CDLXXXII

Het is een winter zonder sneeuw, maar de tuin is volop in bedrijf, met rottend blad van vorig jaar. Ik zie een egel slenteren, zo'n schuifelende stekelbos. Ik zie ook een vogeltje hippend op de oude tuinmuur, die me heilig is, want we kennen mekaar al zolang, de muur en ik - al een jaar of vijftig. Bij die muur heb ik mijn eerste North State gerookt, stiekem.

Ik voel de jaren drukken, op de muur en op mezelf. De egel is schielijk verdwenen in de winterse tuin, de hort op - eigenlijk zou hij nog in zijn winterslaap moeten zijn. Ik schuif wat dor blad aan de kant, denk aan mijn jeugdjaren en ben op zoek naar de woorden van de dichter  wiens bekendste gedicht over sla gaat, maar wiens mooiste over een appelboom, maar ik zoek de woorden van 'Zelfportret', een 'Rutger Kopland beschrijft de dichter een man in de tuin.

Ik zoek het op, herlees het en herken het. Lees maar even mee. 'Je ziet een man in de tuin / hij lijkt verzonken in zichzelf ' die man ben ik, ik weet het / maar als je lang kijkt naar een foto / van jezelf verval je in gepeins – wie je bent en wie je bedoelt / als je ik zegt, enzovoort / ik kijk en kijk in dat gezicht / en inderdaad – ben ik dat? / over het ik is veel nagedacht / ook door mij, maar de meningen / lopen nog steeds ver uiteen / ook die van mij – zoals dat gaat / met woorden die niet kunnen / worden begrepen, door niemand / niemand heeft ooit zichzelf gezien / maar het verlangen blijft / naar het onzichtbare ik / je zoekt in wat er van je / overbleef een man in de tuin.

 

Deel dit nieuws!