De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens CDLXXIV

Zowaar de roodborst gezien in de tuin. Altijd een wonderlijk schouwspel. Eerst het dier zelf, op een uithangende tak van de liguster, hup naar de muur waartegen we over enige tijd weer rozen en kamperfoelie verwachten en vandaar naar het dak van de schuur. Hij of zij (want dat weet ik dan weer niet als het om roodborsten gaat) heeft ervoor gekozen hier in de buurt te overwinteren. De roodborst in de tuin kwam uit Scandinavië om hier te overwinteren of de vogel van meesgrootte is hier al langer en had geen zin helemaal naar het Iberisch schiereiland te fladderen. En we hebben hier een tuin vol insecten – elke dag een voedzame maaltijd.

Het is wel oppassen voor de kat van de buren. Ik herinnerde me onlangs een gedicht van Koosje Hornstra/Sietske Bloemhof te hebben gelezen en zocht het weer op.  ‘Et roodbossien hipt wat op ‘e grond / En pikt een krummeltien brood / Dan vliegen veerties in et rond / Die kaeter is wel hiel arg groot / Versleugen, de haand veur de mond / Zie ik: et voegeltien is dood’

Van de Hellendoornse dichter Johanna van Buren heb ik een bundel met een gedicht waarin de roodborst ook de hoofdrol krijgt, met aan het eind - na de met 'eerpel en brood' overleefde wintertijd - de hoop op een nieuw seizoen: 'roodbössien, roodbössien, / kom iej nog weer? / Wörmpies en keurenties / zint der neet meer. / Ik hebbe etten genog / Veur oew mee, / En a'j is wussen, won / Wille of 't miej dee...

Deel dit nieuws!