De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens CDIII

In de herfstvakantie logeerde ik bij mijn grootouders, net zoals in de voorjaars- en de zomervakantie. Ik zag op tegen mijn opa en oma, met kinderlijke verwondering.  In de kelder werden weckflessen gestapeld en dat kon volgens mijn opa niet zonder mij. Hij wekte me trouwens tussen zes en zeven uur, want dat moest ik met hem mee ‘hen bwaam’, eerst naar de moestuin aan de Meester Kunstweg en dan het veld in waar het de Weemelanden heette. Ik zag reeën, herten en soms zwijnen in de nevel. Mijn opa wees me erop. En we sprokkelden bessen, eikels en kastanjes. Soms liepen we naar Daan Laaiding. Dat was niet zoals ik aanvankelijk vermoedde een man die daar woonde, maar een waterafvoerkanaal. Ach ja, die opa van mij is al dertig jaar dood, maar steeds vaker dichtbij en soms mis ik hem in mijn eigen herfsttij.

Ik vind het jammer dat het aangewaaide meisje dat bij ons woont niet van dieren houdt, er zelfs wat bang voor is, en ook niet van wandelingen of – wat mij nu beter afgaat – fietstochten over paden vol eikels, kastanjes en de hoogbloei van paddenstoelen. Ze slaakt soms een verzuchting over ‘die oude mensen’, maar ze wil wél weten wat ik vind van haar toekomstige bestaan als profvoetballer en verhaalt verder alles van computers, vloggers en influencers, van alles waar ik niks van weet. Zo heeft elke generatie haar natuurlijke wetten en gelukkig doen aangewaaide meisjes het anders doen dan die oude mensen die over vroeger zaniken. En ze heeft al mijn boeken van van De Kameleon gelezen, zoals ik op opa's zolder Puk en Poppedijn las en vraagt ze me honderd-uit over Heracles. Misschien zal ze zich mij later soms herinneren.  

Deel dit nieuws!