De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens XCVIII

'Waar is je huis?', vroeg de heks van de Jacobsonstraat. Ik sidderde, zei niks en versnelde mijn jongenspas richting de Kruissteenweg, waar ik in opdracht van mijn moeder bij slager Wolters vleeswaren moest kopen. In mijn beleving was de oude vrouw die net voorbij de Prins Hendrikstraat woonde een heks, met dat grijze haar als een takkenbos op haar hoofd en vreemde kleren die ruim om haar lichaan hingen. Een heks in een draperie van lappen en doeken.

Ik wilde niet zeggen waar het huis stond waar ik met met ouders en broer woonde. Ik was al een jaar  of zeven, acht en niet gek, althans niet zo achterlijk dat ik haar aan de kromme neus zou hangen waar ik woonachtig was, een neus waar volgens mij zoveel haar in groeide dat het in de gaten liep doordat het er deels uitgroeide. Ik passeerde op weg naar de slager en terug zo snel mogelijk dat huis. Soms stond ze buiten, maar keek ik de andere kant op, vaak stond ze achter het raam, dan keek ik tersluiks, en zag een lach of een zwaai, maar vertrouwen deed ik het niet, want ja, toch een heks.

Later toen ik groot was, een flinke man bijna van negen of tien jaar, zag ik de heks niet meer maar kwam ik een doodenkele keer wel in het huis naast dat van haar, want mijn ouders waren kennissen van het echtpaar Kruiskamp dat daar woonde, waarvan de man, Jan Kruiskamp, jeugdleider en grensrechter was bij de voetbalclub. Ik dorst nooit te vragen naar de heks....

Deel dit nieuws!