De Roskam op Twitter    De Roskam op Facebook   

Overigens XLIV

Er is iets geks met het eerste beeld dat ik heb van mijn jeugd. Het is een foto waarop ik aan de hand mijn vader richting de plek loop waar een nieuwe woning verrijst. De fotograaf stond achter ons, en ik zie mezelf op naar schatting vier- of vijfjarige leeftijd, in korte broek en een blouse met geblokt motief. Mijn vader draagt een onbestemd pak dat om zijn lijf lijkt te zwabberen, vooral de pijpen om zijn benen. Slanke man, mooie tred, stevige hand.

Het vreemde is alleen dat die foto vermoedelijk niet bestaat. Hij kleeft alleen mijn herinnering aan en herinneringen van de mens zijn onbetrouwbaar. Dat wil nog niet zeggen dat die foto er honderd procent zeker nooit is geweest. Misschien raakte hij zoek, bij de verhuizing van de oude naar de nieuwe woning bijvoorbeeld. Dat ik me die wandeling niet kan heugen zegt namelijk ook niets. Er is zoveel dat ik weet van verhalen, maar niet van heugenissen.

Bijzonder vind ik dat ik in mijn gedachten een kleuter van achteren zie aan de hand van een man en ervan overtuigd ben ik het ben die daar loopt in de zekerheid dat het mijn vader is die me bij de hand houdt, met achter ons de oude woning en voor ons de bouwplaats van ons nieuwe huis. Van de Van Buurenstraat naar de Jalinkstraat, een beetje een politiek buurtje, want Van Buuren was een wethouder, en vader en zoon Jalink burgemeester.

Ooit las ik dat de mens zijn vroegste belevenissen opslaat in het ‘bewuste deel’ van de hersenen die ons laten herinneren, in de frontale kwab, maar ik heb ervaren dat die hersenen feilbaar zijn en dus ook de herinneringen die ze hebben opgeslagen.

Deel dit nieuws!